vrijdag 6 februari 2009

Een echte vent danst niet

Een echte vent danst niet. Dat waren zijn woorden. Daarna zag ik de schittering in zijn ogen en die betoverende glimlach. Als een echte gentleman nam hij dan mijn hand en loodste me de dansvloer op. Die eer kreeg ik wel alleen bij de zachtere nummers. Want een echte vent danst niet… op alles wat ook maar sneller gaat dan een slow. De echte reden was dat hij alleen slows kon dansen, wat ik natuurlijk niet erg kon vinden. Die tijd was heerlijk, lekker dicht tegen elkaar aan. Ik herinner me die eerste keer nog goed. We waren nog niet samen en hadden afgesproken in een nieuw Siciliaans restaurant in de stad.

Maar laat ik je eerst vertellen hoe ik hem ontmoet heb. Hij was de broer van een collega die me wel meer dan bekoorde tijdens haar verjaardagsfeestje. Zoals gewoonlijk werd het gezellig en raakte ik aan de praat met een zekere Simon. Bleek dus haar broer te zijn. Hij zei dat hij architect was en had een ongelooflijk culturele bagage. Ik hing aan zijn lippen, want naast die intellectuele achtergrond bleek hij ook nog eens ongelooflijk knap te zijn ook. Laat ons zeggen dat het een boeiende avond werd en gelukkig bleek ik ook een beetje in de smaak te vallen, toch tenminste de moeite waard om mijn telefoonnummer te vragen. Tot mijn grootste verrassing bestonden er ook effectief mannen die belden als ze zeiden dat ze gingen bellen. En dat deed Simon. Diezelfde avond nog rinkelde de telefoon en zaten drie uur aan de telefoon gekluisterd. We spraken af dat we elkaar drie dagen later zouden ontmoeten.

Die bewuste avond was het ongelooflijk koud. Af en toe werd ik opgeschrikt door een dwarrelend sneeuwvlokje dat op de één of andere manier op mijn voorhoofd of neus terechtkwam. Ik was verschrikkelijk nerveus, was al 5x van outfit veranderd en kreeg mijn nagels maar niet gelakt. Uiteindelijk was ik er dan toch in geslaagd om maar een kwartier later dan gepland mijn huis uit te stappen. Ik had besloten om de bus te nemen, leek me veiliger dan met de fiets, lees minder kans op vlekken, valpartijen, geschaafde knieën,… en dus ook minder kans om me op de één of andere manier belachelijk te maken. Eindelijk zag ik het uithangbord van het restaurant voor me. Ik voelde de spanning door mijn lichaam razen toen ik de deur opende. Daar zat hij, nog mooier dan anders. Ik probeerde me zelfzeker voor te doen en stapte recht op hem af.

Het werd de avond van mijn leven. Soms weet je gewoon dat het goed zit. Nog nooit had iemand me zo diep kunnen raken en ik was tot over mijn oren verliefd. Na het etentje waren we nog gaan stappen en vroeg ik of hij zin had om te dansen. ‘Een echt vent danst niet’, was zijn antwoord, weliswaar met een kleine grijns op zijn gezicht.
‘Ok’, dacht ik. Niet iedereen is perfect.

Dan werd er een traag nummer gespeeld en tot mijn verbazing nam hij mijn hand en trok me dicht tegen zich aan. We dansten samen, ik vergat alles en iedereen om me heen en beleefde de rest van de avond als een roes. Sindsdien waren we onafscheidelijk.

En net zoals ik me die eerste dans nog perfect herinner, zo herinner ik me ook de laatste keer. Dat was gisteren. Ook nu weer was ik zenuwachtig en nam ik de bus naar hem om geen ongelukken te veroorzaken. Bij aankomst stapte ik heel voorzichtig de glazen deur binnen, nam de lift en schuifelde voetje voor voetje de lange gang door. Het leek een eeuwigheid voor ik bij hem was. Mannen liepen me voorbij, kinderen botsten soms tegen me op in al hun hevigheid, andere vrouwen bekeken me alsof ze zich schaamden voor mij. Ik voelde me eenzaam en sleepte mezelf steeds verder en verder.

Eindelijk zag ik de deur die me naar mijn geliefde zou brengen. Mijn geliefde die mij niet meer herkende. Maar telkens als hij mijn stem hoorde, dacht ik dat ik weer die pretlichtjes in zijn ogen zag. Sinds een paar dagen kon hij immers niets verstaanbaars meer uitbrengen. Om de stilte niet al te ondraaglijk te maken, stak ik zijn lievelingscassette in de cassettespeler. De eerste noten van onze eerste slow vulden zachtjes de rest van de kamer. Dan opeens hoorde ik hem duidelijk zeggen: ‘Meisje, een echte vent danst niet, maar mag ik van jou deze dans?’ Ik geloofde het eerst niet, hij sprak ineens zo duidelijk! En even dacht ik dat hij weer de oude was. Hij stak zijn arm uit en ik nam zijn hand vast. Het was alsof we ons even in het verleden waanden. Ik voelde hoe hij vocht om zich uit het bed te hijsen maar zijn hand voelde ineens slap aan en ik voelde de levenskracht eruit sijpelen. Dit was het, de verpleegster legde een hand op mijn schouder en ik moest afscheid nemen. Hoe neem je afscheid van iemand die 45 jaar lang je soulmate, je geliefde, je alles was? Ik kon het niet. Ik wilde bij hem blijven en hem eeuwig in mijn armen sluiten. Uren later zat ik nog altijd aan zijn bed, zijn hand vast te houden. En ook al wist ik dat het nooit meer zou zijn, ik wilde die laatste dans met hem. De professor kwam langs en zei dat ik nu maar beter kon gaan en wat rusten. Ik wilde niet weg! Ik wilde het uitschreeuwen maar kon niets uitbrengen. Het was alsof ik volledig verlamd was maar besefte ook dat ik hier niet voor eeuwig kon blijven zitten. Ik omhelsde en kuste hem, beloofde dat die laatste dans niet lang meer zou duren. Ik nam afscheid…

Ik heb weer de nacht alleen doorgebracht maar deze keer was het anders. Simon komt nooit meer terug en dat besef breekt me. Ik kijk naar mezelf in de spiegel en zie een verwaaide, rimpelige 70-jarige vrouw. Mijn lange, grijze haar is nog steeds ongekamd en de groeven in mijn gezicht vertonen sporen van droefheid. Waar voorheen mijn rimpels een stempel waren van mijn gelukkig bestaan, zie ik nu dat mijn gemis en droefheid ook hun afdrukken nalaten.

Vanaf nu zal de rest van mijn leven gehuld zijn in een grijze waas. Want er is niemand die mij kan troosten, die mijn tranen kan terugdringen en een glimlach op mijn gezicht toveren. Dat kon alleen hij, mijn Simon. Een echte vent danst niet… ik zal het onthouden.

De vijfde man

Ik frunnik een beetje aan de bladen van mijn agenda en ga volledig op in mijn gedachten. Het is zelfs zo erg dat ik de patiënt die voor me zit nauwelijks opmerk. Gelukkig heb ik een werkmethode ontwikkeld waardoor ik, ondertussen zelfs onbewust, op regelmatige basis ‘ja’ knik en ‘hm’ mompel. De hand waar ik mee schrijf is er zelfs op getraind dat ze af en toe, schijnbaar onbewust en met evenredige tussenpozen, krabbels zet op het papier dat voor me ligt. Mijn handschrift is toch zo onleesbaar dat iedereen denkt dat het ook effectief woorden zijn die ik opschrijf, terwijl ik na elke sessie verwonderd opkijk welke kronkels ik nu weer tevoorschijn heb getoverd. Ik kan me dan ook niet meer herinneren wat er allemaal gezegd is, het lijkt op een black-out. Een uur dat verdwijnt in de tikkende mallemolen des levens.

Het is waar. Het enthousiasme dat in het begin van mijn carrière zo oneindig leek, begint, net zoals de stroming van de zee, in vlagen op te komen om dan weer achteruit te stromen, zoals eb en vloed. Ik ben altijd al een kind van de zee geweest. Op driejarige leeftijd was de fascinatie zo groot dat ik die woeste watermassa, telkens we ernaartoe reden, wilde omarmen en me erin laten dompelen. Dit tot groot ongenoegen van mijn ouders die me geen enkele seconde uit het oog mochten verliezen en de woedeaanvallen erbij moesten nemen, telkens ze me weer naar het strand sleepten. Ook tijdens mijn puberjaren heb ik talloze uren doorgebracht aan het strand, turend naar de horizon, om alleen te zijn met mijn gedachten. Het heeft me geholpen bij belangrijke beslissingen in mijn leven. Mijn vrouw en ik hebben zelfs een strandwandeling gemaakt enkele uren voor ons huwelijk om bewust even stil te staan bij de stap die we samen gingen zetten. Dat is ondertussen ook al 15 jaar geleden.

Het gekuch van mijn patiënt doorprikt mijn dagdromen en ik merk dat weer een uur is voorbijgegleden. Het is tijd voor de volgende afspraak van vandaag, de meest cruciale van allemaal.

De standaardzinnen rollen uit mijn mond. ‘Je bent er al op vooruitgegaan, niet vergeten, een klein stapje per keer. Tot volgende week!’ Zodra mevrouw Heerens de deur uitstapt, beginnen de zenuwen en voel ik de adrenaline door mijn aders stromen. Ik kijk naar mijn naamplaatje, Dr. Bernard Schepens, psychiater. De laatste 10 jaar heb ik een heuse reputatie opgebouwd en die heeft ervoor gezorgd dat het vertrouwen in mijn eigen kunnen wel vrij groot is. Ik ben niet snel van mijn ‘voet’stuk te brengen. Tot vorige week…

Sinds vorige week worden al mijn zintuigen, sinds lange tijd, opnieuw geprikkeld door een wel heel bijzondere case. Het is zelfs zo erg dat ik al de rest vergeet en volledig in beslag genomen wordt door deze intrigerende man. Schoorvoetend moet ik toegeven dat het niet alleen een uitdaging is maar ook een aantasting van mijn zelfvertrouwen. In het begin dacht ik dat het om een grap ging maar al naargelang het gesprek vorderde en meer diepgang kreeg, kon ik niet anders besluiten dat het waar kon zijn wat hij zei en dat hij geen rolletje speelde.

Vorige vrijdag, net voor de middag en de vijfde patiënt van die dag, liet mijn secretaresse een man binnen die zichzelf voorstelde als Paul Raymaekers. Hij liet helemaal geen onaardige indruk na, was zeer sympathiek, intelligent, welbespraakt, en liet weten dat hij een beetje verveeld zat met het feit dat hij waarschijnlijk mijn tijd zou verdoen. Ik was immers de derde psychiater waar zijn huisarts hem naar had doorverwezen terwijl Paul zelf van mening is dat hij geen probleem heeft. Integendeel. Het enige waar hij een beetje mee worstelt, is het feit dat hij heel graag wil weten hoe het voelt om te leven. Want dat weet hij niet. Hij is nog nooit buitensporig gelukkig geweest maar ook nog nooit diep ongelukkig. Huilen van geluk of verdriet zijn hem onbekend. Zelfs zijn ouders hebben nog nooit een andere gezichtsuitdrukking gezien dan diegene die ik voor me zag. Een man met een uitdrukkingsloos vlak stuk huid. En dit nu al 32 jaar lang.
Ik vroeg hem of er dan nog nooit iets was gebeurd in zijn leven dat emoties bij hem zouden kunnen teweeggebracht hebben. Zoals… verliefd zijn, het verlies van een dierbare, gepest worden op school, trots zijn op zijn verwezenlijkingen, de zon op zijn huid, genieten van lekker eten, samenzijn met dierbaren,… . Hij keek me aan en schudde zijn hoofd.
“Ik heb zulke dingen meegemaakt maar kon bij mezelf geen verandering opmerken qua emotie. Toen mijn grootvader bijvoorbeeld stierf, kon ik zien dat oma gebukt ging onder een immens verdriet en zag ik dat ze het moeilijk had om haar leven weer op de rails te krijgen. Ik vroeg me af waarom. Opa had een mooi leven gehad en ja, natuurlijk ging ik hem missen want we hadden een nauwe band maar zo zit het leven in elkaar. Mensen gaan dood. We zijn op deze aardbol gezet met maar één zekerheid. Ooit komt een dag dat we sterven en afscheid nemen.”

Rationeel gezien zijn dat zinnen die ieder van ons al wel eens gebruikt heeft om zichzelf weer op het goede pad te brengen maar hij zei het eerder gevoelloos en sec.
Het was duidelijk dat Paul alles overdreven rationeel benaderde en dat was uiteindelijk ook de eindconclusie die de andere psychiaters in hun dossier optekenden. Anderzijds vertelde hij me wel dat hij soms in boeken kon lezen over een opperste staat van geluk, mensen die huilden van blijdschap, die overspoeld werden door een golf van verliefdheid,… En, als het kon, zou hij dat toch ook, al was het maar één keer, willen voelen, ondergedompeld worden in de belevenis. Nieuwsgierig was hij wel.

Ik vroeg hem hoe het dan zat met persoonlijke relaties. Die waren er niet, behalve met zijn ouders. Het kon hem ook niets schelen aangezien gelukkig zijn, genieten, medeleven tonen, niet tot zijn persoonlijkheid behoorden. Hij fascineerde me enorm en ik beloofde hem dat ik mijn uiterste best ging doen. Vandaag zou hij dus terugkomen en eerlijk gezegd wist ik niet goed hoe ik hem het beste kon helpen. Al een hele week was ik erover aan het tobben. Paul had immers al een aantal neurologische tests ondergaan die op niets uitdraaiden. Geen hersenbloeding, geen tumor, alles ‘normaal’,…

Nu zou je kunnen besluiten dat het toch wel een heel groot voordeel is om zo in het leven te staan. Elke tegenslag met een heus relativeringsvermogen verwerken. Ik begon echter stilletjes aan in te zien dat het toch niet zo’n benijdenswaardige situatie was. Eigenlijk kan je zijn leven vergelijken als dat van een monotone zee die weinig indrukken nalaat. Geen rimpels op het wateroppervlak, geen kleine of grote golven die indrukwekkend en intrigerend zijn. Op deze manier wordt het leven zelf heel oppervlakkig want het maakt je tot wie je bent als mens door alles wat je meemaakt en hoe je daar op reageert. Het is pas als je een grote hindernis hebt overwonnen, als je oprecht gelukkig bent, dat je voelt dat je leeft. Dat je intens kan genieten van de kleine dingen. Het is de rode draad die je helpt in het leven te staan en beslissingen te nemen. Hoe dan ook, zijn genetische samenstelling heeft ervoor gezorgd dat ‘la tristesse de la vie’ nooit op hem van toepassing zal zijn. Anderzijds zal hij ook nooit ‘la vie en rose’ kennen. Voor de medische wereld is hij een wonder want wie weet, als ze ontdekken welke cellen in zijn hersenen hiervoor verantwoordelijk zijn, welk wonderpilletje ze zouden kunnen ontwikkelen opdat de hele wereldbevolking geen ellende meer zal kennen of het tenminste niet meer erg zou vinden. Het zou een machtig wapen kunnen zijn want zo wordt de grote wereldproblematiek zoals honger, oorlog, ziektes,… meteen gerelativeerd en creëren we een aardbol vol ja-knikkers en gaat iedereen zijn eigen gang zonder enig moreel besef of schuldgevoel.
Het zou ook de wonderpil zijn tegen de ziekte van vandaag: depressie. Voel je je even minder goed in je vel, pilletje nemen en alles onderdrukken. Als apathische wezens ronddwalen en niets of niemand in de weg lopen. Niet in het minst jezelf.

Eén ding is zeker. Ik moet deze man beschermen. De volgende stap die moet gezet worden is hem laten opnemen in het ziekenhuis en hem onderwerpen aan alle mogelijke onderzoeken, maar het zou dan wel in het uiterste geheim moeten gebeuren.

De telefoon gaat en ik zie dat het mijn secretaresse is. ‘Ja, Claire?’
‘Meneer Raymaekers is hier voor u.’
‘Laat hem maar binnen, dank je.’
 
Lily's world. Design by Exotic Mommie. Illustraion By DaPino