vrijdag 6 februari 2009

De vijfde man

Ik frunnik een beetje aan de bladen van mijn agenda en ga volledig op in mijn gedachten. Het is zelfs zo erg dat ik de patiënt die voor me zit nauwelijks opmerk. Gelukkig heb ik een werkmethode ontwikkeld waardoor ik, ondertussen zelfs onbewust, op regelmatige basis ‘ja’ knik en ‘hm’ mompel. De hand waar ik mee schrijf is er zelfs op getraind dat ze af en toe, schijnbaar onbewust en met evenredige tussenpozen, krabbels zet op het papier dat voor me ligt. Mijn handschrift is toch zo onleesbaar dat iedereen denkt dat het ook effectief woorden zijn die ik opschrijf, terwijl ik na elke sessie verwonderd opkijk welke kronkels ik nu weer tevoorschijn heb getoverd. Ik kan me dan ook niet meer herinneren wat er allemaal gezegd is, het lijkt op een black-out. Een uur dat verdwijnt in de tikkende mallemolen des levens.

Het is waar. Het enthousiasme dat in het begin van mijn carrière zo oneindig leek, begint, net zoals de stroming van de zee, in vlagen op te komen om dan weer achteruit te stromen, zoals eb en vloed. Ik ben altijd al een kind van de zee geweest. Op driejarige leeftijd was de fascinatie zo groot dat ik die woeste watermassa, telkens we ernaartoe reden, wilde omarmen en me erin laten dompelen. Dit tot groot ongenoegen van mijn ouders die me geen enkele seconde uit het oog mochten verliezen en de woedeaanvallen erbij moesten nemen, telkens ze me weer naar het strand sleepten. Ook tijdens mijn puberjaren heb ik talloze uren doorgebracht aan het strand, turend naar de horizon, om alleen te zijn met mijn gedachten. Het heeft me geholpen bij belangrijke beslissingen in mijn leven. Mijn vrouw en ik hebben zelfs een strandwandeling gemaakt enkele uren voor ons huwelijk om bewust even stil te staan bij de stap die we samen gingen zetten. Dat is ondertussen ook al 15 jaar geleden.

Het gekuch van mijn patiënt doorprikt mijn dagdromen en ik merk dat weer een uur is voorbijgegleden. Het is tijd voor de volgende afspraak van vandaag, de meest cruciale van allemaal.

De standaardzinnen rollen uit mijn mond. ‘Je bent er al op vooruitgegaan, niet vergeten, een klein stapje per keer. Tot volgende week!’ Zodra mevrouw Heerens de deur uitstapt, beginnen de zenuwen en voel ik de adrenaline door mijn aders stromen. Ik kijk naar mijn naamplaatje, Dr. Bernard Schepens, psychiater. De laatste 10 jaar heb ik een heuse reputatie opgebouwd en die heeft ervoor gezorgd dat het vertrouwen in mijn eigen kunnen wel vrij groot is. Ik ben niet snel van mijn ‘voet’stuk te brengen. Tot vorige week…

Sinds vorige week worden al mijn zintuigen, sinds lange tijd, opnieuw geprikkeld door een wel heel bijzondere case. Het is zelfs zo erg dat ik al de rest vergeet en volledig in beslag genomen wordt door deze intrigerende man. Schoorvoetend moet ik toegeven dat het niet alleen een uitdaging is maar ook een aantasting van mijn zelfvertrouwen. In het begin dacht ik dat het om een grap ging maar al naargelang het gesprek vorderde en meer diepgang kreeg, kon ik niet anders besluiten dat het waar kon zijn wat hij zei en dat hij geen rolletje speelde.

Vorige vrijdag, net voor de middag en de vijfde patiënt van die dag, liet mijn secretaresse een man binnen die zichzelf voorstelde als Paul Raymaekers. Hij liet helemaal geen onaardige indruk na, was zeer sympathiek, intelligent, welbespraakt, en liet weten dat hij een beetje verveeld zat met het feit dat hij waarschijnlijk mijn tijd zou verdoen. Ik was immers de derde psychiater waar zijn huisarts hem naar had doorverwezen terwijl Paul zelf van mening is dat hij geen probleem heeft. Integendeel. Het enige waar hij een beetje mee worstelt, is het feit dat hij heel graag wil weten hoe het voelt om te leven. Want dat weet hij niet. Hij is nog nooit buitensporig gelukkig geweest maar ook nog nooit diep ongelukkig. Huilen van geluk of verdriet zijn hem onbekend. Zelfs zijn ouders hebben nog nooit een andere gezichtsuitdrukking gezien dan diegene die ik voor me zag. Een man met een uitdrukkingsloos vlak stuk huid. En dit nu al 32 jaar lang.
Ik vroeg hem of er dan nog nooit iets was gebeurd in zijn leven dat emoties bij hem zouden kunnen teweeggebracht hebben. Zoals… verliefd zijn, het verlies van een dierbare, gepest worden op school, trots zijn op zijn verwezenlijkingen, de zon op zijn huid, genieten van lekker eten, samenzijn met dierbaren,… . Hij keek me aan en schudde zijn hoofd.
“Ik heb zulke dingen meegemaakt maar kon bij mezelf geen verandering opmerken qua emotie. Toen mijn grootvader bijvoorbeeld stierf, kon ik zien dat oma gebukt ging onder een immens verdriet en zag ik dat ze het moeilijk had om haar leven weer op de rails te krijgen. Ik vroeg me af waarom. Opa had een mooi leven gehad en ja, natuurlijk ging ik hem missen want we hadden een nauwe band maar zo zit het leven in elkaar. Mensen gaan dood. We zijn op deze aardbol gezet met maar één zekerheid. Ooit komt een dag dat we sterven en afscheid nemen.”

Rationeel gezien zijn dat zinnen die ieder van ons al wel eens gebruikt heeft om zichzelf weer op het goede pad te brengen maar hij zei het eerder gevoelloos en sec.
Het was duidelijk dat Paul alles overdreven rationeel benaderde en dat was uiteindelijk ook de eindconclusie die de andere psychiaters in hun dossier optekenden. Anderzijds vertelde hij me wel dat hij soms in boeken kon lezen over een opperste staat van geluk, mensen die huilden van blijdschap, die overspoeld werden door een golf van verliefdheid,… En, als het kon, zou hij dat toch ook, al was het maar één keer, willen voelen, ondergedompeld worden in de belevenis. Nieuwsgierig was hij wel.

Ik vroeg hem hoe het dan zat met persoonlijke relaties. Die waren er niet, behalve met zijn ouders. Het kon hem ook niets schelen aangezien gelukkig zijn, genieten, medeleven tonen, niet tot zijn persoonlijkheid behoorden. Hij fascineerde me enorm en ik beloofde hem dat ik mijn uiterste best ging doen. Vandaag zou hij dus terugkomen en eerlijk gezegd wist ik niet goed hoe ik hem het beste kon helpen. Al een hele week was ik erover aan het tobben. Paul had immers al een aantal neurologische tests ondergaan die op niets uitdraaiden. Geen hersenbloeding, geen tumor, alles ‘normaal’,…

Nu zou je kunnen besluiten dat het toch wel een heel groot voordeel is om zo in het leven te staan. Elke tegenslag met een heus relativeringsvermogen verwerken. Ik begon echter stilletjes aan in te zien dat het toch niet zo’n benijdenswaardige situatie was. Eigenlijk kan je zijn leven vergelijken als dat van een monotone zee die weinig indrukken nalaat. Geen rimpels op het wateroppervlak, geen kleine of grote golven die indrukwekkend en intrigerend zijn. Op deze manier wordt het leven zelf heel oppervlakkig want het maakt je tot wie je bent als mens door alles wat je meemaakt en hoe je daar op reageert. Het is pas als je een grote hindernis hebt overwonnen, als je oprecht gelukkig bent, dat je voelt dat je leeft. Dat je intens kan genieten van de kleine dingen. Het is de rode draad die je helpt in het leven te staan en beslissingen te nemen. Hoe dan ook, zijn genetische samenstelling heeft ervoor gezorgd dat ‘la tristesse de la vie’ nooit op hem van toepassing zal zijn. Anderzijds zal hij ook nooit ‘la vie en rose’ kennen. Voor de medische wereld is hij een wonder want wie weet, als ze ontdekken welke cellen in zijn hersenen hiervoor verantwoordelijk zijn, welk wonderpilletje ze zouden kunnen ontwikkelen opdat de hele wereldbevolking geen ellende meer zal kennen of het tenminste niet meer erg zou vinden. Het zou een machtig wapen kunnen zijn want zo wordt de grote wereldproblematiek zoals honger, oorlog, ziektes,… meteen gerelativeerd en creëren we een aardbol vol ja-knikkers en gaat iedereen zijn eigen gang zonder enig moreel besef of schuldgevoel.
Het zou ook de wonderpil zijn tegen de ziekte van vandaag: depressie. Voel je je even minder goed in je vel, pilletje nemen en alles onderdrukken. Als apathische wezens ronddwalen en niets of niemand in de weg lopen. Niet in het minst jezelf.

Eén ding is zeker. Ik moet deze man beschermen. De volgende stap die moet gezet worden is hem laten opnemen in het ziekenhuis en hem onderwerpen aan alle mogelijke onderzoeken, maar het zou dan wel in het uiterste geheim moeten gebeuren.

De telefoon gaat en ik zie dat het mijn secretaresse is. ‘Ja, Claire?’
‘Meneer Raymaekers is hier voor u.’
‘Laat hem maar binnen, dank je.’

0 reacties:

 
Lily's world. Design by Exotic Mommie. Illustraion By DaPino